VAPA-nieuws nr. 21

* Dagorde 2 oktober 2010 en opening door de voorzitter
* " Slaap en hoofdpijn"
* " Eerste gedeelte toespraak door de voorzitter"
* " Ergonomisch slaapconfort - gepersonaliseerde aanpak"
* " Tweede gedeelte toespraak door de voorzitter"

Viktor Hanssens,
Dr. Ilse De Volder - UZ Edegem
Viktor Hanssens
Dr. Ir Bart Haex - KU Leuven
Viktor Hanssens

"Eerste gedeelte toespraak voor de voorzitter"
ledenvergadering 2 oktober 2010

Beste vrienden,
stellingen van onze vereniging is APNEU meer bekendheid te geven.
Het is aan het bestuur va
een van de doeln VAPA zoveel mogelijk wegen te bewandelen, om te trachten zoveel mogelijk inspraak te verwerven, te trachten zoveel mogelijk druk uit te oefenen om de algemene richtlijnen van het RIZIV betreffende APNEU te behouden en indien mogelijk positief aan te passen.

Deze positie verwerven kan onmogelijk zonder politiek akkoord en U weet dat dit een België een hekel punt is.
Gelukkig hebben wij actueel voor Vlaanderen Minister Van Deursen.
Vòòr zijn politieke loopbaan was hij directeur van een groot Limburgs ziekenhuis, hij is dus niet vreemd in deze sector en dat heeft zijn voordeel in de beleidsvoering gezondheidszorg.

In de nabije toekomst starten er op initiatief van Dhr. Van Deursen gesprekken met patiëntenverenigingen met als onderwerp “ een verbetering der eerstelijnszorg” en met als bijzonder onderwerp “ de mogelijke inbreng door verenigingen bij beleidsprojectie”.

Ik wil zeker nog geen victorie kraaien doch ieder klein lichtpunt is positief. Het is een internationaal gegeven dat beleidsmensen meer en meer het belang erkennen van patiëntenverenigingen.
Zij zijn uiteraard de ervaringsdeskundigen, zij kunnen een algemeen gesprek voeren dat soms zeer diepgaand kan zijn gezien de relatie patiënt – ervaringsdeskundige toch iets anders is dan de relatie patiënt/dokter.
Verscheidene Europese landen staan al verder met deze materie dan België.
Uiteraard is de factor geld een zeer belangrijk punt.

De steun in de ons omliggende landen is vaak eenzijdig, onzeker en informeel en bedreigt ook soms de onafhankelijkheid en creativiteit van de ondersteunde initiatieven.
Toch kunnen wij stellen dat enkele landen daadwerkelijke steun bieden die met publieke middelen gefinancierd worden.
Deze landen volgen de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie die reeds in 1982 er op wees dat patiëntenorganisaties hun belang hebben in de algemene zorgsector.
Zelfhulpinitiatieven dienen ondersteund door het ter beschikking stellen van werkings-middelen. In Duitsland werden er al in de jaren 80 ongeveer 311 ondersteuningscentra opgericht door het Ministerie.
Ieder centra op zich ondersteunt en volgt vandaag ongeveer 150 patiëntenverenigingen en steunen hun werking en geven begeleiding. Er zijn naar schatting in Duitsland 100.000 zelfhulpgroepen waarvan 2/3 actief zijn rond gezondheidsproblemen.

Gezien deze groepen een wezenlijke bijdrage leveren aan het hanteren van de aandoening, vaak verergering voorkomen en op het vlak van preventie en adequate behandeling actief zijn, zijn de Duitse ziekenfondsen sinds het jaar 2000 verplicht om per gerechtigde 0,58 euro per jaar af te staan voor de ondersteuning der verschillende groeperingen. Dit geeft een totaal van 38,5 miljoen euro en de regering doet daar nog 11,5 miljoen euro bovenop.

In Zwitserland werd zelfs een onderzoeker aangesteld nl. Jurgen Stremlow.
Hij onderzocht het verband tussen patiënt – arts en zelfhulpgroep en het resultaat was een lineaire, positieve inbreng.
Ook dit land heeft nu ondersteuningcentra en is volop met de uitbouw bezig.
Oostenrijk en België zitten op dezelfde lijn.
Er is geen daadwerkelijke ondersteuning en het enige wat deze beide landen doen is het verstrekken van informatie over zelfhulpgroepen doch men moet bijdehand zijn om deze informatie te vinden.

De Noord Europese landen zien patiëntengroeperingen als een tijdelijk fenomeen, enkel als een soort praatgroep, zeer plaatselijk, en een korte leeftijd beschoren.
Het is dus vrijwilligerswerk zonder welke middelen en lidmaatschap.

In Nederland onderschrijft men in hoge mate het belang van groeperingen.
Zij worden in belangrijke mate geldelijk ondersteund en worden zelfs betrokken, en heb-ben een daadwerkelijke stem, in het opstellen der richtlijnen beleidsuitvoering. Daar zijn wij in België nog ver van af.

Gezien het voorgaande ben ik zeer licht optimistisch naar de toekomst gezien Minister Van Deursen hier toch de deur op een kier plaatst naar patiëntengroeperingen toe en wij moeten deze kans grijpen.

In België heeft men de organisatie “ Trefpunt Zelfhulp” te Leuven.
Deze organisatie geeft op vraag adressen van groeperingen in de gezondheidssector.
Zij kregen de opdracht om na het zomerreces een informatie- en trainingsproject op te stellen dat professionals kan motiveren om vanuit hun dienst met zelfhulpgroepen te gaan samenwerken en deze te ondersteunen.

Men zal dus meer zicht krijgen op de individuele problematiek van de patiënt, men zal beter de noden van de basis onderkennen. Deze aanpak zal zeker zijn invloed hebben op nieuwe of te wijzigen richtlijnen bij het RIZIV.
Jullie zullen begrijpen dat er nog veel werk aan de winkel is doch er is vooruitgang en deze kans moeten wij met beide handen grijpen. Jullie lidmaatschap bij onze vereniging is dus uitermate belangrijk om als groepering een duidelijke stempel te kunnen drukken bij besprekingen. Het toekomstgericht werken is zeker een must en een taak dat uw bestuur zo goed mogelijk zal volbrengen en opvolgen.
Wij zijn er voor U en ook daarom hebben wij voor U nu pauze,

Ik dank U